332. OVER POLYGAMIE
Indien de oorzaak wordt nagegaan waarom de polygame huwelijken uit de christelijke wereld volledig zijn verbannen, kan die door niemand, hoezeer ook toegerust met de gave om met scherpzinnigheid de zaak te beschouwen, helder worden gezien, tenzij hij tevoren is onderricht: dat er een waarlijk echtelijke liefde is; dat deze niet kan bestaan dan alleen tussen twee; dat zij er ook niet is tussen twee tenzij van de Heer alleen; en dat aan deze liefde de hemel is ingeschreven met alle gelukzaligheden ervan.
Tenzij deze erkentenissen voorafgaan en als het ware de eerste steen leggen, vermoeit het gemoed zich tevergeefs met uit het verstand enige redenen te halen waarbij het zich kan neerleggen en waarop het kan blijven staan als een huis op zijn fundament, waarom polygamie uit de christelijke wereld is verbannen.
Het is bekend dat de instelling van het monogame huwelijk is gegrondvest op het Woord van de Heer: ‘Dat wie de echtgenote zal heengezonden hebben anders dan om hoererij en een andere zal getrouwd hebben, echtbreuk begaat; en dat het van den beginne aan of van de eerste instauratie van het huwelijk af is geweest dat de twee één vlees worden; en dat de mens niet zal scheiden wat God heeft samengevoegd’, (Mattheüs 19:3-11).
Maar hoewel de Heer die dingen krachtens de aan het huwelijk ingegrifte Goddelijke Wet heeft gedicteerd, kan toch het verstand, indien het die niet uit een zekere eigen rede kan ondersteunen, toch door daaraan vertrouwde verdraaiingen en door slinkse uitleggingen, die Goddelijke Wet rondom voeren en heenleiden tot een duistere dubbelzinnigheid en tenslotte tot een bevestigend negatieve: tot een bevestigende, omdat het ook krachtens de burgerlijke wet is en tot een negatieve, omdat het niet krachtens hun redelijk gezicht is.
Hierin zal het menselijk gemoed vallen indien het niet tevoren is onderricht ten aanzien van eerder vermelde erkentenissen, die aan het verstand ten dienste moeten staan tot inleiding in zijn redenen; en deze zijn: dat er waarlijk echtelijke liefde is; dat deze niet kan bestaan dan tussen twee; dat zij er ook niet is tussen twee tenzij van de Heer alleen; en dat aan deze liefde de hemel met alle gelukzaligheden ervan is ingeschreven.
Maar deze en meer dingen over de verbanning van de polygamie uit de christelijke wereld, moeten volgens de volgende artikelen in orde worden aangetoond en die artikelen zijn de volgende:
I. Dat er, tenzij met één echtgenote, geen waarlijk echtelijke liefde kan zijn, dus ook geen waarlijk echtelijke vriendschap, vertrouwen, potentie en een zodanige verbinding van de gemoederen dat de twee één vlees zijn.
II. Dat er zo, tenzij met één echtgenote, niet kunnen zijn: hemelse gezegendheid, geestelijke gelukzaligheid en natuurlijke genieting, waarin vanaf het begin is voorzien voor hen die in de waarlijk echtelijke liefde zijn.
III. Dat al die dingen er niet kunnen zijn tenzij van de Heer alleen en dat zij er ook niet zijn voor anderen dan voor hen die tot Hem alleen gaan en tevens leven volgens Zijn geboden.
IV. Dus dat de waarlijk echtelijke liefde met de gelukzaligheden ervan er niet kan zijn dan alleen bij hen die van de christelijke Kerk zijn.
V. Dat het vandaar komt dat het de christen niet is toegestaan anders dan één echtgenote te huwen.
VI. Dat een christen, indien hij meerdere echtgenoten huwt, niet slechts natuurlijke echtbreuk, maar ook geestelijke echtbreuk pleegt.
VII. Dat het aan de Israëlitische natie was toegestaan om meerdere vrouwen te huwen, aangezien daar niet de christelijke Kerk was en vandaar ook niet de waarlijk echtelijke liefde kon bestaan.
VIII. Dat het heden ten dage aan de mohammedanen is toegestaan om meerdere vrouwen te huwen, aangezien zij niet de Heer Jezus Christus één met Jehovah de Vader erkennen en zo als de God van hemel en aarde en zij vandaar de waarlijk echtelijke liefde niet kunnen opnemen.
IX. Dat de mohammedaanse hemel buiten de christelijke hemel is en dat die is verdeeld in twee hemelen, een lagere en een hogere; en dat niet anderen in de hogere hemel van hen worden opgeheven, dan zij die afzien van bijvrouwen en leven met één echtgenote en onze Heer erkennen gelijk aan God de Vader, aan Wie de heerschappij over hemel en aarde is gegeven.
X. Dat polygamie losbandig is.
XI. Dat bij polygamie niet kan bestaan: de echtelijke kuisheid, zuiverheid en heiligheid.
XII. Dat de polygame mens zolang hij polygaam blijft, niet geestelijk kan worden.
XIII. Dat polygamie niet een zonde is bij hen bij wie zij is uit godsdienst.
XIV. Dat polygamie niet een zonde is bij hen die in onwetendheid zijn ten aanzien van de Heer.
XV. Dat van dezen, hoewel zij polygaam zijn, diegenen worden gezaligd die God erkennen en uit godsdienst leven volgens de burgerlijke wetten van de gerechtigheid.
XVI. Maar dat geen van allen hier genoemden kunnen worden vergezelschapt met de engelen in de christelijke hemelen.
Nu volgt de ontvouwing van deze dingen.